HoedGekruid vzw schreed dooheen het Justitiepaleis
van Poelaert (i.s.m. Curieus),
ging op zoek naar de verborgen hoekjes
en vond het progressieve kantje van de Belgische grondwet
(het fotoverslag vindt u onderaan deze pagina)
Onze gids vertelde ons dat heel wat andere landen zich baseerden op de Belgische grondwet. (Onder andere Nederland, Denemarken, Iran deden dat.)
Dat klopt grotendeels, o.m. omdat de Nederlandse grondwet die de rechten en vrijheden beschreef op moderne wijze pas achttien jaar na die van ons kwam. Daarbij was de Belgische grondwet van 1830 een briljant stuk proza. De rechten en vrijheden van de burger werden helder afgelijnd en geformuleerd. Het domein van de overheid werd eveneens helder afgelijnd en gedefinieerd. Dat alles in vooruitstrevende liberale zin.
Onze grondwet is dan ook het model geweest van vele grondwetten in heel wat staten die later zijn ontstaan of die later werden gedemocratiseerd. Het bekendste voorbeeld is Iran (in 1906). Uiteraard steunde de Belgische grondwet van1830 op voorafgaande constitutionele teksten (uit Frankrijk bv. en toch ook enigszins op de Nederlandse grondwet van 1815).
Nederland bleef zijn verlicht despotische staatsvorm behouden tot 1848, dat tweede revolutiejaar in de Europese negentiende eeuw. Maar dan nog is de liberalisering moeizaam verlopen. De belangrijkste man achter de liberalisering (en modernisering) was Thorbecke. Dat wat de juridische teksten betreft.
De toepassing in de praktijk was iets anders. Het cijnskiesrecht gaf ongeveer 1% van de Belgen stemrecht. Het was voor de verhoudingen van die tijd redelijk democratisch. Alleen wie genoeg belasting betaalde, mocht gaan stemmen, de mannen welteverstaan, de vrouwen pas vanaf 1948, ik was toen al geboren.
Artikel 23 (nu artikel 30) bepaalde dat het gebruik de in België gebezigde talen vrij was en alleen bij wet geregeld kon worden. We weten dat het jonge België uitsluitend bestuurd werd in het Frans. Rechters hoefden de taal van de beklaagde niet te spreken, ambtenaren hoefden de taal van de burger niet te spreken, de middelbare scholen en universiteiten hadden alleen het Frans als voertaal, enz. Dat is het verschil tussen formele en feitelijke democratie. De eerste taalwet stamt uit 1873 (toegepast, zij het gebrekkig, vanaf 1874): zij regelde het taalgebruik in strafprocessen.